Programmatoelichting

  • Kammersinfonie in C – D. Sjostakovitsj
  • Concerto funebre – K. A. Hartmann
  • Printemps – O. Ketting
  • Musica Adventus – P. Vasks

In 2020 kiest het Nederlands Strijkersgilde voor het thema “NSG B(L)OEIT”. Muzikale ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op en mede daardoor zijn we afgelopen eeuw heel wat prachtige muziek rijker geworden. Het NSG laat met haar huidige programma zien en horen dat deze muziek kan boeien als nooit tevoren. Het orkest bestaat uit louter jonge, gedreven mensen die in de bloei van hun leven staan en daarmee ambassadeurs zijn voor de muziek van nu. Tijdens het programma maken we een klein uitstapje naar het thema ’75 jaar bevrijding’, want we hebben het Concerto funebre van Hartmann op het programma staan. Een stuk dat al aan het begin van de Tweede Wereldoorlog geschreven werd en waarmee we alle (jonge) mensen die hun leven lieten en/of voor altijd zagen veranderen gedenken.

 Sjostakovitsj componeerde zijn eerste strijkkwartet toen hij begin dertig was en schreef hierover: “I visualized childhood scenes, somewhat naïve and bright moods associated with spring.” De melodieën en harmonieën zijn onmiskenbaar van zijn hand en de vrolijke stemmingen worden moeiteloos afgewisseld met meer donkere passages, maar de lente en jeugdigheid overwint in het laatste deel waardoor het spetterend eindigt.

Van Sjostakovitsj rollen we in een stuk van een totaal ander kaliber, namelijk dat van Hartmann; zijn vioolconcert (Concerto Funebre), gecomponeerd in 1939 (op 34-jarige leeftijd) en gereviseerd in 1959. Het is Hartmann’s bekendste werk, maar wordt desalniettemin niet heel vaak uitgevoerd. Het concert heette aanvankelijk “Musik der Trauer” (Muziek van verdriet) en is de perfecte tegenhanger van het jeugdige stuk van Sjostakovitsj. Hartmann was een groot tegenstander van het naziregime en heeft een tijdlang ondergedoken gezeten. Toch heeft ook dit stuk een link met eerdergenoemde Sjostakovitsj, want in het laatste deel van dit concert klinkt de Russische mars “Unsterbliche Opfer” (“Onsterfelijke Slachtoffers”), die Sjostakovitsj in 1957 gebruikte in zijn 11e sinfonie. Deze treurmars was geschreven om de gevallen slachtoffers van de Russische Revolutie in 1905 te herdenken. Hartmann schreef zelf over zijn concert: “De intellectuele en spirituele hopeloosheid van die tijd […] staat in contrast met het gevoel van hoop in de twee koralen in het begin en het eind.”

Na de pauze staat er een stuk op het programma van de leerling van Hartmann. Een van Nederlandse bodem: Otto Ketting. En weer zien we het thema ‘bloei’ van een andere kant. Zowel direct als indirect. Het stuk heet “Printemps” en dat betekent natuurlijk letterlijk “Lente”, maar Ketting schreef het als terugblik op zijn eigen jeugd. Hij schreef het stuk in 2001 op 65-jarige leeftijd en is daarmee de oudste componist ten tijde van het schrijven van het door ons gespeelde stuk in kwestie. Ketting zelf kan het beste verwoorden waar zijn stuk over gaat: “In 1980 schreef ik ‘Autumn’ voor hoorn en piano, ontstaan uit het overgebleven materiaal van mijn sinfonie voor saxofoons en orkest. ‘Summer’ voor fluit, basklarinet en piano ontstond in 1985 als voorstudie van de opera Ithaka, en ‘Winter’ voor altfluit, harp, viool en cello is uit 1988. Nu, in de eerste maanden van 2001, volgt ‘Printemps’ en heb ik mijn vier jaargetijden compleet, zonder dat ze ooit achter elkaar gespeeld hoeven te worden. De ondertitel luidt ‘Souvenirs de printemps’. In tegenstelling tot de andere stukken zijn het nu de herinneringen aan een jaargetijde, wat in zekere zin symbolisch is: lente staat voor jeugd, mijn jeugd. Twee muzikale basisgegevens staan voor de twee voornaamste invloeden van die jaren: Franse muziek (Ravel en Debussy, vandaar de titel geleend van Debussy), en de Tweede Weense School (Schönberg en Berg). Maar deze twee gegevens zijn twee verschillende verschijningen van hetzelfde: de overeenkomsten zijn groter dan de verschillen.”

Als laatste staat het prachtige “Musica Adventus” van Pēteris Vasks op het programma. Een stuk met een duidelijke boodschap: hoop, en vrede op aarde. Vasks refereert in zijn muziek veel aan de schoonheid én de dreiging van de natuur, als ook naar Letse volksmuziek en de strijd tussen de mens en de natuur. Dit in combinatie met ‘hoop’ en ‘vrede op aarde’ maakt “Musica Adventus” het ultieme stuk om alle voorgaande stukken met elkaar te verbinden. In het eerste deel gebruikt Vasks thema’s uit een bekende Christmas-carol. Het tweede deel is duidelijk een verwijzing naar Letse volksmuziek. Tijdens het derde deel voelen we weer een sterke gelijkenis met de muziek van Sjostakovitsj en denkt Vasks na over de haalbaarheid van vrede in onze maatschappij. Het laatste deel, dat over het algemeen kalm en bijna melancholisch aandoet symboliseert het thema ‘vrede op aarde’.

Aanvankelijk was “Musica Adventus” net als de Kammersinfonie van Sjostakovitsj een strijkkwartet. Het derde strijkkwartet om precies te zijn, geschreven in 1995. Deze versie voor strijkorkest schreef Vasks zelf in 1996 en vormt zo een mooi sluitstuk.